De Kleine Eend en de Spin
De kleine eend liep doelloos langs het boze meer wat rond hij was koud en nat en voelde zich helemaal verloren de regen stroomde van hem af in plassen op de grond en de wind klonk boos en bazig en mishandelde zijn oren hij dacht, als ik de weg maar vond, een weggetje in het koren of het huisje van een lieve hond, of een schuilplaats in een toren er klonk een stemmetje en terstond dacht hij zijn pa te horen maar het bleek een spinnenmond, die riep, wie waagt het mij te storen en iets greep hem beet en bond hem vast van achteren en van voren
De spin die hem gevangen had was echt een veertigponder ze bond hem op haar rug zoals een zadel op een os dat mag niet, riep de kleine eend, daarvan komt gedonder laat dat, help, ik kan niet tegen dit gehos straks dan komt mijn grote broer, die krijgt je er wel onder en als mijn vader dadelijk komt dan ben je helemaal de klos en mijn vriend die is een oeverman, die vaart daar op een flonder en ik ken ook een okkepoot, die maakt me straks wel los maar de spin haalde acht schouders op en stapte verder zonder iets te zeggen naar een spinnenhol, midden in het bos en toen zei ze, eet een sneetje brood, dan word je nog wat ronder dan smaak je strakjes beter in een soepje met wat mos als jij hier levend uit komt is dat enkel door een wonder tenzij je heel veel slimmer bent, veel slimmer dan een vos
Wat later hing de grote spin middenin van haar web en naast haar hing de kleine eend goed ingepakt te wenen niet zo huilen, zei de spin, kom, toon een beetje pep dat probeer ik zei de kleine eend, maar het zakt steeds in mijn tenen kan het touwtje niet wat losser, ik smeek het u, kom schep wat ruimte rond mijn benen en luister naar de woorden die ik tot u rep laten we ons alsjeblieft als vrienden toch verenen je roert mijn hart, zei spinnenkop, houd alsjeblieft je klep uw hart, sneerde de kleine eend, een jute zak vol stenen pleziert het u, vervolgde hij, te zien hoe ik verlep zou het niet veel fijner zijn me vrijheid te verlenen maar de spin zei, ik ben tevreden zolang ik te vreten heb och, lijmde de kleine eend, dat kan u toch niet menen
Ik meen het wis en zeker, zei ze krabbend aan haar knotje ik heb vreselijke honger en verschrikkelijke trek ik moet nog even nadenken over jouw droevig lotje ik denk dat ik je op eet, maar misschien dat je wek je weet wel, dat is in zo'n glazen potje met daarop een glazen dekseltje met een laagje pek de kleine een mompelde somber, ze bakt me als een sprotje het is misschien maar beter als ik het nog wat rek en blufte, als je lekker smullen wilt dan mot je me eten uit een pannetje, en met een echt bestek de spin zei droef, mijn pannetje is eigenlijk een vodje aan alle kanten blutsig en de onderkant is lek en mijn mes, als het een vis was, dan noemde ik het botje en mijn vork zit zonder tanden, dat eet een beetje gek
Dan wordt er niet gegeten, zei de eend met veel bravoure als je zoveel honger hebt, haal dan maar een kroketje want koken zonder pannetje, dat is een hele toer en ik wil enkel in een pan, of in een malingnetje de spin keek wat argwanend en zei, draai je mij een loer wees heel voorzichtig, kleine eend, het is hier geen verzetje je zit hier in een schuitje, en ik sta aan het roer wat is een maling eigenlijk, een soort van koteletje een slagroompannenkoek of stukjes hondenvoer nee, schudde de kleine eend, het is een soort van netje maar dat heb je zeker niet, je hebt geen mallemoer maar als je me nu losmaakt, zei hij met een binnenpretje dan maken we er even een, samen op de vloer
Oké, vooruit, dat moet dan maar, zei de spin kordaat We zullen het maar doen, het kan net nog voor het eten maar je moet me even helpen want ik weet niet hoe dat gaat want hoe je netjes maken moet dat heb ik noot geweten de eend zei, maak me eerst maar los want dat is beter voor de maat want je begrijpt natuurlijk wel, je moet mijn maat nog meten nu bind ik aan je poten deze hele dikke draad want dat wordt dan het randje van de maling moet je weten en daarin rijg ik dan het netje, je weet wel, als een raat hij bond en bond tot plotseling de spin begon te zweten wat is dit, riep ze bewegingloos en uitermate kwaad ik zit vast en knel en knijp, als ik dat had geweten sorry, zei de kleine eend, een knoopje in de draad ik krijg hem niet meer los, het spijt me, dat ben ik vergeten
Dat is helemaal wat moois, riep de spin met scherp venijn ik zit klem en knel en knijp met al mijn mooie poten maak verdorie los die knoop, dat kan nooit moeilijk zijn sorry, zei de kleine eend, dat is me ontschoten mijn moeder maakte lampenkappen, mijn vader rode wijn mijn broertje kweekte eendenkroos en mijn zuster verfde boten en ik ben voor het grote werk een klein beetje te klein en wat ik ooit van knopen wist, dat ben ik weer vergoten verdomme, zei de spin, wat nu, ik kwijn en de kleine eend vervolgde onverdroten dat webje is van u en de vrijheid is van mij och, zei de spin, nu zalvend, daar kunnen we om loten maar de kleine eend zei, nou, aju, het is tijd dat ik verdwijn ik zal proberen niet tegen uw web te stoten
Naar deel 3, de Kleine Eend en de Reiger